De onderstaande werkvorm heeft, net als een schilderij, een aantal lagen. Je kunt zoveel lagen onthullen als je zelf wilt. Elke laag legt iets meer van je eigen essentie bloot.
Een eerste laag
Maak een cluster rond het thema kunst. Denk een aan welke musea je hebt bezocht, aan wat heb je daar gezien. Of aan kunstboeken, reproducties. Welke kunstwerken hebben jou geraakt, wat vond je bijzonder mooi, of juist niet? Zet de namen, woorden en karakteristieken op je blad. Vermeld indien mogelijk je leeftijden.
Een tweede laag
Kies één van de kunstwerken uit je cluster. Bedenk wat je indertijd zo raakte. Aan welk thema uit je leven het uitdrukking gaf. Realiseer je dat dit kunstwerk je ‘toevallig’ op dit moment weer te binnen schiet.
Hoe speelt dit thema nu in je leven?
Een derde laag
Beschrijf nu zo gedetailleerd mogelijk je ontmoeting met dit kunstwerk. Doe dat zo feitelijk als je kunt. Maak gebruik van wat je aan zintuigelijke ervaringen hebt opgedaan: hoe rook het, wat zag je, wat hoorde je, hoe voelde je je? Probeer je het kunstwerk weer helemaal voor de geest te halen. Schrijf in de ik-vorm, tegenwoordige tijd.
Lees hardop voor wat je hebt geschreven, liefst aan een toehoorder. Probeer niet te oordelen over de inhoud, maar wel met aandacht je tekst te onderzoeken. Wat valt je op?
Een vierde laag
Je kunt nu een heel kort gedichtje schrijven over de thema’s die bovengekomen zijn. Bijvoorbeeld een elfje. Een elfje is een klein gedichtje dat bestaat uit 5 regels: regel 1 heeft 1 woord, regel 2 heeft er 2, regel 3 heeft er 3, regel 4 heeft er 4 en de laatste regel bestaat opnieuw uit 1 woord.
Lees ook je gedichtje hardop voor en luister naar wat er aan essentie uit spreekt. Soms is het goed dit een paar dagen later te doen.